Leven en geloof in de middeleeuwen
De middeleeuwen worden vaak geassocieerd met achteruitgang of stilstand. Met hongersnoden en armoede. Met een verval van de wetenschap van de oude wereld en met een opkomst van een bijna fundamentalistische interpretatie van het geloof. Slechts gedeeltelijk is dit waar; de middeleeuwse wereld is geen donkere periode met alleen maar achteruitgang, maar een periode van een hoge mate van structuur en verdieping.
Een nieuw paradigma ontstaat
De middeleeuwen worden vaak in verband gebracht met het verloren gaan van kennis en in feite is dit ook gedeeltelijk zo. De visie op de wereld zoals die in de antieke tijd van de Grieken en Romeinen werd gedeeld, werd verlaten voor een ander wereldbeeld. Een wereldbeeld waarin het geloof een zeer grote rol speelde; zowel god als de duivel bepaalden voor een groot gedeelte de manier waarop men naar de wereld keek. Mede vanuit deze visie werd een sociale structuur opgetuigd die ongekend was; overal waren richtlijnen voor en bestonden rangordes. Iedere orde, ambacht, mens of dier had een plek in de structuur die men hanteerde.
Structuur in de middeleeuwen
De structuur die men aan de wereld hing zag men met name in de wereld zoals die door de mens geschapen was. De natuur en alles wat men met het oog kon zien was voor een man in de Middeleeuwen niet te vertrouwen. De duivel was de verklaring voor alles wat niet door god verklaard kon worden en aangezien er veel was dat niet verklaard kon worden, moest de duivel ook wel overal aanwezig zijn. Deze aanwezigheid was echter niet altijd zichtbaar; de wereld zoals we die konden waarnemen met onze ogen was niet te vertrouwen, dit kon door de duivel ingegeven zijn. Men dacht in de middeleeuwen in feite dus dat men in een soort wereld leefde als in de Matrix film; hoewel de middeleeuwse mens zich wel kon bewegen in een wereld, beschouwde men deze wereld niet als de werkelijkheid. Alles wat gezien, geproefd of geroken kon worden kon door de duivel aangeraakt en aangepast zijn.
Dit verklaard ook waarom wetenschap zoals we deze nu kennen niet plaatsvond. De zintuigen waren niet te vertrouwen, dus waarom zou men dan experimenten doen? De uitkomsten hiervan toonden immers geen waarheid aan, gezien de duivel hierop een invloed kon uitoefenen.
God, de duivel en het geloof in de middeleeuwen
Waren er dan geen mensen die niet in de duivel of god geloofden? Uiteraard zullen er mensen zijn geweest die niet geloofden, echter zijn dit er zo weinig geweest dat deze invloed verwaarloosbaar is. De wereld moest toch ergens door verklaard worden? Daarnaast zou er maar één persoon zijn die iemand zou kunnen overtuigen dat goed niet bestond, dacht men in de middeleeuwen. Deze persoon zou de duivel moeten zijn. Het probleem zou wel zijn dat een ontkenning van god ook een ontkenning van de persoon van de duivel zelf zou inhouden. Daarom zou de duivel dit niet doen bedacht men en moest iedereen dus wel in god geloven.